De laatste jaren deed ik veel onderzoek over de betekenis van het vrijzinnig gedachtegoed. Ik stuitte telkens op dat woordje ‘vrij’ dat ook in vrijzinnigheid klinkt. Het viel me op dat vrijheid vrijwel altijd een positieve klank heeft. Dat vrijheid goed is, staat buiten kijf. Daarover hoeven we in elk geval niet te discussiëren, toch? Vrijheid hoort bij die sluipwoordjes in de taal die onmiddellijk overtuigen: een ‘vrijmoedige’ uitspraak, bijvoorbeeld, kan nooit fout zijn, waarover hij ook gaat.
Wie vrij is, is te gek…
Zegswijzen als ‘zo vrij zijn als een vogel’ benadrukken de natuurlijke positiviteit die we met vrijheid associëren, om over de seksuele kant ervan maar te zwijgen: het woordje ‘vrijen’ is een unieke Nederlandse uitvinding, waarin de spanning en opwinding van het erotische spel met vrijheid wordt geassocieerd. En er zijn veel meer voorbeelden van dit impliciete samengaan van vrijheid met natuurlijkheid en vanzelfsprekendheid.
Vrij zijn is ‘jezelf’ zijn, ‘naturel’ zijn, echt, eerlijk – zoals we over iemand kunnen spreken die zich eigenlijk net iets te veel vrijheden permitteert of de grenzen van het betamelijke opzoekt: ‘Wat is ze heerlijk ontwapenend’! Vrij zijn is altijd een beetje gek zijn, en hoe zeer onze cultuur ook op redelijkheid en controle is gericht, ze onderhoudt met de waanzin een permanente love affair: wie vrij is, is te gek…
De trotse vrijheid
Die vanzelfsprekendheid heeft ook met trots en identiteit te maken. Wie de westerse wereld roemt als ‘vrije wereld’ met zijn ‘vrije markt’, appelleert aan een zelfbeeld waarop we allemaal trots zijn, wat dat ‘vrije’ van onze wereld dan ook verder mag inhouden.
Die neoliberale trots kun je gemakkelijk vergelijken met de populistische trots. De vrije wereld wordt dan herleid tot nationale proporties: ons vrije Engeland, ons Amerika dat ‘great again’ moet worden. De echte wereld, de planeet waarop we wonen, of we dat nu leuk vinden of niet, is te ingewikkeld, te groot, hij is bedreigend en maakt onvrij.
Vrijheid onder druk
Maar spreekt vrijheid wel vanzelf? In mijn onderzoek ontdek ik eerder het tegendeel. Neoliberalisme en populisme, de twee dominante politieke krachten van onze tijd, gaan een steeds giftiger mix aan, en de linking pin is… vrijheid. Dat is natuurlijk erg raar en tegenstrijdig. Tussen het individualisme van de ondernemer en het wij-gevoel van het volk ligt toch een diepe kloof? Je hoeft je alleen maar te realiseren dat het de vrije jongens, de succesvolle ondernemers, de miljonairs zijn die agressieve populistische volksbewegingen in gang zetten en leiden: Trump en Bolsonaro zijn daar de voorbeelden van.
De bende die op 6 januari 2021 het Capitool in bezit nam eiste de vrijheid voor zichzelf op, zoals een ondernemer een markt ‘verovert’: wij zijn het volk, dit is ons gebouw! Zo’n gewelddadige claim komt niet alleen van een stel relschoppers, maar van een zeer diverse groep mensen – zeventig miljoen Trump-stemmers – die in één verlangen verenigd worden: vrijheidsdrang tegenover de onderdrukking door de staat, de politiek, het parlement. Deze vrijheidsdrang schreeuwt steeds datzelfde zinnetje uit: ‘Dat maak ik zelf wel uit!’. Weg met een overheid die mij vertelt wat ik van homoseksuelen hoor te vinden, die aan mijn kinderen op school de evolutieleer opdringt, die verkiezingen vervalst, die mijn handel aan allerlei regels bindt, die er met mijn belastinggeld vandoor gaat, die mij verplicht een mondkapje te dragen, enzovoort.
Vrijheid en corona
En zo ben ik ongemerkt aangekomen bij de pandemie, die ik duid als een crisis van de vrijheid. Dagelijks zijn er nu in de media verhitte debatten over vrijheid. De coronacrisis beroofde het woordje vrijheid definitief van zijn onschuld en vanzelfsprekendheid. De crisis stelt grenzen aan onze vrijheid – onze individuele, politieke, economische en medische vrijheid. We kunnen ‘het niet meer zelf uitmaken’. Velen vinden dat een verademing, maar vele anderen zien er een groot gevaar in. En zo is vrijheid van een toverwoordje dat iedereen direct een goed gevoel geeft, veranderd in een van onze grootste problemen.
Populistische leiders maken daar handig gebruik van. Baudet’s campagne rijst op uit de smeulende resten van het FvD en grijpt de enige kans: ‘Ik zet alles in op vrijheid’, verkondigde hij aan Mariëlle Tweebeeke in Nieuwsuur op 1 maart 2021, waarop de presentatrice hem er fijntjes op wees dat het FvD tot december 2020 de overheidsmaatregelen even massief steunde en eerder ‘te slap’ vond.
De dopamine van de vrijheid
Maar het zijn niet alleen de populisten die het woord vrijheid omarmen als munitie voor het debat. Dat liet Bas Heijne zien in zijn bijtende analyse in de NRC van 5 februari 2021, getiteld ‘Het gekwetste ik duldt geen tegenspraak’.
Wie kritisch is over de vrijheidsstrijders van Viruswaarheid met hun ‘gekwetste ik’ en hun complottheorieën, moet niet vergeten dat er een pijnlijke verbinding is tussen hun vrijheid en de vrijheid van de neoliberale samenleving. We moeten niet ‘vergeten dat de burger jarenlang van alle kanten is aangemoedigd zijn burgerschap in te ruilen voor de dopamineshot van de persoonlijke zelfvergroting, de illusie van de totale zelfbeschikking’, zo besluit Heijne zijn artikel.
Een andere vrijheid?
Daarmee is de coronacrisis in de eerste plaats een cultuurcrisis. Een gevaarlijke crisis, die echter ook kansen biedt. Is er een andere cultuur van vrijheid denkbaar? De zoektocht daarnaar wordt steeds luider. In mijn volgende blog zet ik die zoektocht verder! Doe met me mee, want vrijheid is een probleem dat we op ons moeten nemen: ze is onze grootste en ‘moeilijkste verantwoordelijkheid’ in deze spannende tijd, zoals de filosoof Emmanuel Levinas het ooit verwoordde.
Laurens ten Kate
Meer lezen over het onderzoek naar nieuwe betekenissen van vrijheid? Lees het door de SSVG gemaakte boek Is vrijheid altijd blijheid?
Lees het artikel van Bas Heijne op NRC.nl: Het gekwetste ik duldt geen tegenspraak.
Geef een reactie