De Nashville-verklaring: conservatieve christenen spreken zich op grond van hun interpretatie van de christelijke traditie uit tegen homoseksualiteit, voor het monogame huwelijk tussen vrouw en man, tegen seks buiten dat huwelijk, en voor het idee dat seks hetzelfde is als voortplanting.
Je zult zeggen: dat is niet meer van deze tijd, maar het beroep op ‘de natuur’, op wat ‘natuurlijk’ is, hoort sterk bij onze moderne cultuur. Wie ‘naturel’ wordt gevonden door anderen, heeft altijd een streepje voor, wat hij of zij ook feitelijk zegt of doet. Jezelf zijn is de mantra van onze tijd. ‘Ik ben het niet met Wilders eens, maar je moet toegeven, hij is wel authentiek’, hoor ik zelfs mijn vrienden wel eens zeggen. En nu beroepen orthodoxe christenen zich in de Nashville-verklaring ook op ‘de natuur’, dat gekke woordje dat in onze genen zit, of we nu zwaar gereformeerd zijn of vrijgevochten humanist.
Homoseksualiteit is niet natuurlijk, stelt de Nashville-verklaring, zo heeft God het niet bedoeld. Homo’s zijn niet authentiek, ze wijken af… We moeten ons dus nog eens achter de oren krabben met al ons gepraat over natuurlijkheid en authenticiteit, want zulke woorden zijn op en top gewelddadig: ze sluiten in en uit.
In artikel 8 van de verklaring lezen we: ‘Wij ontkennen dat seksuele aantrekkingskracht voor hetzelfde geslacht onderdeel is van de natuurlijke goedheid van Gods oorspronkelijke schepping…’. Toe maar: natuurlijk, oorspronkelijk, wie kan claimen dat allemaal te weten? Misschien dat God, als hij bestaat, deze kennis bezit, maar moeten wij mensen daar niet met onze vingers van af blijven? Het beroep op ‘natuur’ is een gevaarlijke onderneming.
Niettemin raak ik bij het lezen van deze verklaring steeds meer in verwarring. Want ook al horen homoseksuelen niet tot Gods natuur, toch is er nog hoop voor hen: ‘… wij ontkennen dat het iemand buiten de hoop van het Evangelie zou plaatsen’, zo gaat de zin van artikel 8 verder. Ook al zijn ze anders, ze mogen toch meedoen. Wat is dat voor een rare betutteling? Iemand eerst de deur wijzen, en vervolgens doodleuk zeggen dat ie daarbuiten toch op onze gastvrijheid mag hopen? Ook hier moeten we niet te snel met het vingertje wijzen, want de ambivalentie van de Nashville-verklaring lijkt verdacht veel op de liberale houding die lege tolerantie preekt: iedereen hoort erbij, ook homoseksuelen… al weten we eigenlijk niet wat hun bezielt. Ook hier klinkt betutteling, want de ander ‘mag’ van mij meedoen, al begrijp ik eigenlijk niet wie hij of zij is.
Ik pleit voor een nieuwe religiositeit, een nieuwe theologie, die de ander wél serieus neemt in diens andersheid, die zich laat uitdagen en verontrusten door de ander – de ander die ons beroep op ‘de natuur’ van stevige vraagtekens voorziet .
Hoe ziet zo’n andere religiositeit eruit? Daarover gaat mijn volgende blog!
Geef een reactie