Het was de week voor Pasen. Met een half oog keek ik naar het praatprogramma Op 1, waar Charles en Carry hun gasten onderhielden.
Sander de Kramer zat aan tafel. Ik had nog nooit van hem gehoord: een doodgewone man met een aardig, open gezicht in een alledaags kloffie. Er was hem iets bijzonders overkomen. Hij had de Four Freedoms Award ontvangen en dat is waarlijk niet niks. Het is de prestigieuze prijs, ooit ingesteld door de Amerikaanse President Roosevelt, voor mensen die zich buitengewoon verdienstelijk hebben gemaakt voor de menselijke vrijheid en waardigheid, overal ter wereld. Four Freedoms, en ik noem ze u alle vier: Vrijheid van meningsuiting, vrijheid van elk persoon om god te aanbidden op haar eigen manier, vrijwaring van gebrek en, in feite heel ongrijpbaar, vrijwaring van vrees. Four Freedoms, die overal ter wereld lucht, ademruimte zouden moeten brengen.
Wat had deze Rotterdamse journalist, ooit begonnen bij de Daklozenkrant, gepresteerd om in het illustere rijtje van eerdere laureaten van deze prijs terecht te komen, zoals Nelson Mandela, de Dalai Lama, Angela Merkel en de vorig jaar overleden rechter van het Amerikaanse Hooggerechtshof, Ruth Bader Ginsburg?
Toen Kramer ooit een reportage moest maken in het Afrikaanse Sierra Leone, zag hij hoe weeskinderen gedwongen werden te werken in de diamantmijnen tot ze er dood bij neervielen. Letterlijk. Kindslaven, die door niemand gemist zouden worden. Hij beklaagde ze niet, maar deed van alles om deze kinderen te bevrijden van hun levensgevaarlijke slavernij en hen weer kind te laten zijn op school. En nee, bij zijn missies slaapt hij niet in een keurig Afrikaans hotel, dat voor de veiligheid in een ommuurde compound met een bewapende bewaker staat, maar gewoon in de lemen hutjes waarin ook de mensen die hij helpt worden ondergebracht. Gewoon daar, waar er af en toe een slang over de vloer ritselt. Of spinnen en ratten.
‘Waarom eigenlijk?’, vroeg de interviewer. ‘Nou gewoon. Dat heb ik van mijn moeder meegekregen’. ‘Als je ergens onrecht ziet, moet je daartegen opstaan. Heb je geen andere keus dan opstandig te worden Zo doen wij dat!’. En dus gaat hij gewoon door. Staat op en doet iets. Staat op tegen iets. En hij was stomverbaasd dat zijn werk kennelijk gezien was. En nog verbaasder dat hij die prijs ontving. Maakte trouwens niks uit, want hij ging toch wel door.
Opstaan doen we om te… vul maar in. En opstaan doen we tegen… vul maar weer zelf in. Ik moest denken aan de man van Nazareth, die al waarlijk was opgestaan, lang vóór de gebeurtenissen op de Paasmorgen. Die opstond om te …. Zoveel eigenlijk. Die opstond om de arme brood te geven en de geschondene in de kring te trekken. Te helen wie en wat er kapot was en om tweede, derde en zeven maal zeventig nieuwe kansen te geven. Die opstond tegen… Ook zoveel eigenlijk. Die opstond tegen de huichelarij en de zelfingenomenheid van de religieuze traditie. Hij stond op tegen de gedachte dat ziekte en armoede iemands eigen schuld wel zouden zijn. Tegen een ongenuanceerd vijandsbeeld door de méns te zien achter de Romeinse bezettingssoldaat. Het Paasverhaal is niet de culminatie maar het symbool van die opstanding; een verhaal dat lucht, dat ruimte wil brengen, maar aan zeggingskracht verliest wanneer je het als een historische werkelijkheid zou willen zien.
Opstaan, opstanding, opstand en opstandigheid. Woorden die niet voor niets van hetzelfde werkwoord komen. Ze worden ons ingefluisterd door een liefhebbende moeder of ons toegeschreeuwd door de omstandigheden. Het is de stem van de geest en het creëert ruimte in onze ziel om te doen wat er gedaan moet worden. Dat is overigens niet alleen maar hard werken: Met groot genoegen vertelt Sander de Kramer elders over de grote eer die hem ten deel veel: Hoe de lokale bevolking in Sierra Leone hem benoemd had tot hun chief: ‘Chief Ouwe Dibbes’, naar de naam waarmee hij zijn vrienden aansprak. Grote grijns. Bij deze benoeming kreeg hij ook nog drie vrouwen, die hij beleefd weigerde, wat niet licht werd opgevat. Om die belediging af te kopen moest hij hun een zak rijst, een fles brandy en een geit geven, want ook opstandelingen moeten hun plaats kennen.
Marriëtte Pullen
Geef een reactie