Over voltooid leven, humanisme en religie
Laurens ten Kate
‘Tienduizend Nederlanders boven de 55 willen dood zonder dat zij ernstig ziek zijn.’ Dat kopten de kranten en media eind januari. Het rapport van mijn collega Els van Wijngaarden kwam toen uit, geschreven in opdracht van de overheid: Voltooid leven. Over hulp bij zelfdoding aan mensen die hun leven voltooid achten.
Al eerder schreef Van Wijngaarden er een boek over, waarin mensen aan het woord komen die deze doodswens hebben, en waarin hun verhalen met veel nuance op waarde worden geschat.
De werkelijkheid achter de koppen is zoals meestal een stuk ingewikkelder. Het rapport laat juist zien dat veel mensen weliswaar overwegen om hun ‘leven voltooid te verklaren’, maar tegelijkertijd twijfelen. ‘De vrije wil’ is als het om sterven gaat ‘wispelturig’, schreef Johan van de Beek onlangs in De Limburger. Moet er dan een wet komen die levensvoltooiing mogelijk maakt, een wet die dat ‘recht’ voor eens en voor al regelt – zoals Pia Dijkstra en haar partij D 66 bepleiten?
De redenen om je leven te willen beëindigen, kunnen enorm verschillen. Je kunt trots zijn op je leven, en er op het hoogtepunt, al het goede overziende, besluiten uit te stappen. Dat is de eigenlijke betekenis van iets ‘voltooien’. Maar dat is in de meeste gevallen, zo laat Van Wijngaardens onderzoek zien, een wel erg rooskleurig beeld. Je mag dan wel ‘niet ernstig ziek zijn’, dat wil nog niet zeggen dat er achter iemands doodswens niet allerlei problemen kunnen schuilen, die de wens tegelijk tot iets moedigs en iets tragisch maken. Denk aan eenzaamheid of levensmoe zijn. Vaak worden mensen heen en weer geslingerd tussen verlangen naar en angst voor de dood – een heel menselijk dilemma dat niet zelden zelfs nog opspeelt als de arts met het spuitje al aan het bed staat… En ten slotte: vaak is de impact van nabestaanden groter dan mensen die hun leven ‘voltooid achten’, hadden vermoed: vinden je kinderen, je vrienden óók dat jouw leven voltooid is? Hebben zij er iets over te zeggen?
Van het sterven en van de dood een project maken waarover ik de regie voer: dat is al een heel oud streven, met wortels in religieuze en humanistische tradities. De ars moriendi die de Stoïcijnse denkers meer dan tweeduizend jaar geleden naar voren brachten, is er een voorbeeld van: sterven is een kunst die je kunt leren! En toch, in heel die lange geschiedenis van onze cultuur staan we tegelijkertijd in verlegenheid. We weten niet wat we met de dood moeten, hij lijkt haast te groot voor ons. We kunnen hem niet onder de knie krijgen. En hij laat ons niet onberoerd, verwart ons. Juist daarom rouwen we, en geven we de doden een ‘plaats’: een graf, een urn, een foto op de schouw. De filosoof Hartmut Rosa wijst erop dat de dood iets is waarover we niet kunnen beschikken: Unverfügbarkeit is het mooie maar onvertaalbare woord in het Duits. En hij past dat evengoed toe op het leven…
Kunnen we, mogen we dan wel vaststellen dat ons leven voltooid is? Ik denk dat de mensen die Els van Wijngaarden in haar onderzoek heeft geïnterviewd, worstelen met deze vraag. En ik denk dat we nog even bij die worsteling moeten blijven stilstaan, in plaats van de discussie te versimpelen tot wie voor is en wie tegen.
Dat laatste is nu precies wat er gebeurde in de uitzending van Nieuwsuur, 30 januari jongstleden. Daar zaten Pia Dijkstra (D 66) en Carla Dik Faber (ChristenUnie) tegenover elkaar. Representanten van een humanistisch verhaal en een christelijk verhaal, zo werden ze voorgesteld. Alsof het zo eenvoudig ligt! Het is een hardnekkig beeld: humanisten vinden dat mensen de dingen zelf mogen bepalen – ook doodgaan – en gelovigen vinden dat God de dingen bepaalt. Maar als het over leven en dood gaat, liggen de scheidslijnen niet zo helder. Ook dat komt scherp naar voren in Van Wijngaardens onderzoek: die moeilijke dood die we maar niet in onze vingers krijgen, houdt humanisten en religieuzen bezig. Maar het rapport kwam in Nieuwsuur nauwelijks ter sprake. Het leek of het voor de redactie te weinig uitgesproken en te genuanceerd was. En dus hadden de televisiemakers zelf onderzoek gedaan, en een lekker duidelijke conclusie in elkaar geflanst – een gelovige en een ongelovige, een ‘tegen’ en een ‘vóór’, werden in een korte begeleidende documentaire in de spotlight gezet. Ik vond het een beschamende vertoning.
Je leven als voltooid verklaren: dat is een enorme uitdaging aan onze samenleving. Wat is leven eigenlijk? Hoe leiden we onze levens, hoe vormen we onze levensloop? Hoe kunnen we op een goede manier oud worden? Dat zijn vragen die niet passen in een botsing van waarheden en tradities. Hier zijn we allemaal onzekere zinzoekers, of we ons nu religieus noemen of humanist.
Het boek van Els van Wijngaarden: Voltooid leven. Over leven en willen sterven, verscheen in 2016 bij Uitgeverij Atlas/Contact.
Geef een reactie